De Munt / La Monnaie DE MUNT / LA MONNAIE

Pasolini en Caravaggio

‘Tosca’ in het licht van twee grote Italiaanse meesters

Thomas Van Deursen
Leestijd
6 min.

Een menselijk wezen is vaak het resultaat van een lange optelsom van gebeurtenissen, ontmoetingen, projecten, succesverhalen, mislukkingen ... in het verleden en het heden. In deze optelsom zitten verschillende vermenigvuldigingen en exponenten verscholen: passies, dromen, liefdes waarin we iets meer energie en tijd hebben geïnvesteerd. Dit geldt ook voor onze productie van Tosca. In de artistieke constellatie van regisseur Rafael R. Villalobos –waarin hij het verband tussen religie en macht onderzoekt – nemen twee emblematische werken van het Italiaanse culturele erfgoed een prominente plaats in: de film Salò o le 120 giornate di Sodoma (Salò of de 120 dagen van Sodom) van Pier Paolo Pasolini en het schilderij Giuditta e Oloferne (Judith onthoofdt Holofernes) van Caravaggio.

Focus op het fascistische sadisme

In 1789 wordt Markies de Sade, die in La Bastille opgesloten zit, overgebracht naar de Hospice van Charenton, zodat hij de verzamelde menigte aan de ommuring niet zou kunnen ophitsen. "Ik was poedelnaakt", zo verklaart hij achteraf. In 1785 is hij namelijk in het geheim een manuscript beginnen schrijven op een rol van 12 meter op 11 centimeter. Hij heeft het onafgewerkte werk moeten achterlaten. De 120 Dagen van Sodom of De School der Losbandigheid wordt in de 20ste eeuw teruggevonden en gepubliceerd. De roman "overwint, verstikt en creëert, als een scherpe pijn, een emotie die ontbindt en doodt", aldus de Franse auteur Georges Bataille. "Hoe heeft hij dit gedurfd? En vooral waarom moest hij dit doen? De schrijver van deze krankzinnige teksten wist het wel. Hij ging gewoon zo ver mogelijk." Het was wellicht deze morele verschrikking die Pier Paolo Pasolini beroerde toen hij besloot om het werk aan te passen voor de cinema door de plot in de context van de Tweede Wereldoorlog te plaatsen, specifiek in het tijdperk van de fascistische Republiek van Salò waar gruweldaden schering en inslag waren.

Salò o le 120 giornate di Sodoma is bijna niet uit te kijken. De film blijft maar inhakken op de perversiteit van vier fascistische, corrupte rijke notabelen (de Hertog, Bisschop, Magistraat en Voorzitter) onder de fascistische Republiek van Salò. Nadat ze hun eigen dochters hebben uitgehuwelijkt, nemen ze achttien jonge mannen en vrouwen gevangen om hen vier maanden lang extreem fysiek, seksueel en psychologisch te martelen. De slachtoffers worden behandeld als objecten, bijna zonder recht van spreken. Hun persoonlijkheid brokkelt stukje bij beetje af door de barbaarsheid van hun beulen. Pasolini wou hiermee de anarchie van de macht weergeven en aantonen hoe de westerse cultuur haar eigen geschiedenis vernietigde. De Italiaanse cineast verwoordde de extreme wreedheid van zijn film als volgt: "Sadomasochisme is altijd al een kenmerk van de mens geweest. Het bestond al in het tijdperk van Sade, en het bestaat vandaag. Maar dat is niet het belangrijkste ... In mijn film staat seks als een metafoor voor de relatie tussen de macht en haar onderdanen."

Door de vele verkrachtingsscènes, expliciete gruweldaden en scatologische uitspraken werd de film in heel wat landen gecensureerd. Ook vandaag nog zijn de recensenten het er niet over eens of de film nu al dan niet in de categorie 'pornografie' valt. Zoals veel schokkende creaties toont Salò o le 120 giornate di Sodoma het slechtste in de mens. De film legt de duizelingwekkende morele afgrond van politieke corruptie, consumentisme, autoritarisme en een nihilistisch gewelddadige seksualiteit bloot. De opdeling van het verhaal in vier delen geïnspireerd op La Divina Commedia van Dante (Antinferno, Girone delle manie, Girone della merda en Girone del sangue) en de verwijzingen naar Zur Genealogie der Moral van Nietzsche of The Cantos van Ezra Pound getuigen van Pasolini's reflectie over het fascistische verleden van zijn land en algemeen over de hel van de onderwerping, met een totale beheersing van zijn esthetische taal.

Pasolini en Maria Callas, op de set van hun film 'Medea'
Pasolini en Maria Callas, op de set van hun film 'Medea'

De schok van het moment

De symbiose tussen schoonheid en geweld is zowat een vaste waarde in de kunst. Tijdens de barok maakte het vaak deel uit van een – soms sensatiebeluste – zoektocht naar naturalisme, naar beweging, waarbij het vastleggen van een moment werd overstegen door een levendige en krachtige emotie. Caravaggio is zelf onstuimig en vrij impulsief, en illustreert perfect deze bijna melodramatische honger naar choqueren in de schilderkunst. Eenmaal in Rome ruilt hij de absolute anonimiteit in voor roem. Hij maakt er zijn bekendste schilderijen tot hij een moord pleegt en in ballingschap moet. Tijdens die tien jaar in de Eeuwige Stad drukt hij zijn stempel op de bijzonder veeleisende, openbare opdrachten voor de Roomse kerken.

Zijn stijl, gebaseerd op een donkere achtergrond, kenmerkt zich door de contrasten tussen licht en schaduw. In de loop der jaren wordt zijn kunst complexer, gericht op een intensere psychologische expressie. Hij ontwikkelt een voorliefde voor gewelddadige scènes en vooral onthoofdingen (waarbij hij zijn eigen gelaatstrekken gebruikt om de afgehakte hoofden af te beelden), naar analogie met de mythologie of bepaalde Bijbelverhalen.

Giuditta e oloferno - Caravaggio (1598–1599 of 1602)
Giuditta e oloferno - Caravaggio (1598–1599 of 1602)

Zo is zijn schilderij Giuditta e Oloferne geïnspireerd op het gelijknamige verhaal uit het Oude Testament, waarin Judith haar volk redt door de Assyrische generaal Holofernes eerst te verleiden en dan te doden. Caravaggio kiest voor een onthoofding als climax om deze zege over de tirannie weer te geven. Zijn Judith is jong, mooi, breekbaar. Ze neemt deels afstand van haar eigen daad. Holofernes is daarentegen naakt, sterk, maar dronken. Zijn lippen zijn bleek. Zijn lichaam is gebroken. Zijn ogen puilen uit. Zijn eeuwige schreeuw is bevroren. Het bloed gutst uit zijn halsslagader. Een grimmige, oude dienstmeid kijkt tevreden toe en staat klaar om het hoofd in een stoffen zak op te vangen. De intensiteit van het moment wordt in elk element uitvergroot, bijna overdreven: de houdingen, de gebaren, de gezichtsuitdrukkingen, zelfs de gebalde handen van de personages.

In zowel Salò o le 120 giornate di Sodoma van Pasolini als Giuditta e Oloferne van Caravaggio zien we de ambiguïteit van een verheven geweld, tegelijk naturalistisch en los van de werkelijkheid. Beide werken schudden ons wakker en doen ons nadenken over onze geneugten en onze menselijkheid, waarbij het beste en het slechtste altijd al elkaar flankeren.